Jeugd in de Beemster
Simon de Heer (1885-1970)
Simon werd geboren in de Beemster op 16 november 1885, als het negende kind van Trijntje de Heer-Noome (1846-1914) en Cornelis de Heer (1845-1891).
Hij was de kleinzoon van de bekende dammer Aris de Heer, naar wie de Beesterdamclub ‘Aris de Heer’ is vernoemd.
Omdat twee kinderen vlak na de geboorte waren gestorven, bestond het gezin met de kleine Simon uit zeven kinderen: Neeltje, Jan, Trijntje, Guurtje, Aris, Cornelis en Simon. Twee jaar later werd nog een zoon, Maarten, geboren.
De boerenstand waartoe de familie De Heer behoorde, woonde in boerderijen verspreid over de gehele polder.
De familie De Heer verhuisde enige jaren na de geboorte van Simon van een stolpboerderij aan de Jisperweg naar een authentieke, vroeg zeventiende eeuwse, grotendeels houten stolpboerderij op de hoek van de Neckerweg en de Draayoordersloot.
Zij hielden varkens en koeien rond de boerderij, die werd gepacht van een grootgrondebezitter uit de Haag.
De belangstelling van de boerenzoon Simon richtte zich in zijn jeugd niet op de verzorging van de veestapel. Zijn interesse lag bij het natekenen van de omgeving met potlood en papier. Deze aanleg om te tekenen openbaarde zich vroeg en rond zijn tiende jaar kon hij het Beemster landschap herkenbaar en gedetailleerd weergeven. De heer Klaas Laan (1867-1940), een huis- en rijtuigschilder uit de Beemster, had Simons talent opgemerkt en nam hem samen met zijn schildersknechten mee op tekentochten in het veld.
De eerste potloodtekeningen van Simon de Heer die bewaard zijn gebleven bestaan uit twee reeksen van tezamen veertig tekeningen, gemaakt tussen het voorjaar van 1899 en het najaar van 1900. Simon was toen dertien tot veertien jaar oud. Bijna alle bladen zijn gesigneerd met S de Heer of met de initialen SdH.
De tekeningen uit deze twee reeksen brengen de agrarische gemeenschap, die de Beemster toen was, in herinnering.
Simon documenteerde op persoonlijke manier zijn geboortestreek, één van de mooiste voorbeelden van een droogmakerij, die door ruimte en rust werd overheerst.
Van tekenschool naar academie (1899-1914)
Op 7 augustus 1899 maakte Simon de Heer een tekening van Slot Assumburg, een landhuis met het uiterlijk van een middeleeuwse burcht in de omgeving van Heemskerk.
In dit landhuis had zijn zuster Neeltje twee ‘kunstschilders’ ontmoet, waarover zij thuis enthousiast aan haar broer vertelde.
Hierdoor werd het Simon duidelijk dat het mogelijk was de teken- en schilderkunst op een beroepsmatige wijze te beoefenen. Hij nam zich voor om tekenaar en kunstschilder te worden en hij was vastbesloten naar de Stads-Teekenschool van Purmerend te gaan. Het onderwijs werd ’s avonds gegeven, waardoor de leerlingen hun dagelijkse beroepsmatige werkzaamheden konden blijven verrichten.
Op 9 augustus 1899 legde hij het toelatingsexamen met zeer goed gevolg af en een week later kon hij in de tweede klas zijn opleiding beginnen.
Zijn inspanningen werden al snel beloond: op de tentoonstelling voor Ambachts en teekenonderwijs in Den Haag trok Simon’s crayontekening van een begoniaplant de bijzondere aandacht van koningin Wilhelmina, die de tentoonstelling opende.
Simon was toen 14 jaar oud.
In september 1901 werd Simon toegelaten tot de Normaalschool voor tekenonderwijs in het Rijksmuseum, onderdeel van de Amsterdamse Rijksschool voor Kunstnijverheid, na het toelatingsexamen met zeer goede cijfers behaald te hebben.
Op 12 juli 1906 behaalde hij het diploma als leerling van de afdeling Decoratieve schilderkunst en op 23 augustus 1906 tevens de akte van bekwaamheid M1 voor het Middelbaar Onderwijs voor ‘Handteekenen in Perspectief’, waarmee hij de bevoegdheid kreeg les te geven.
Na het vervullen van zijn dienstplicht deed Simon in 1908 met succes een toelatingsexamen voor de Rijksacademie van Beeldende Kunsten van Amsterdam. Hij had op dat moment woon- en werkruimte gevonden aan de Spiegelgracht te Amsterdam.
Door zijn goede vorderingen kreeg De Heer in 1910 een eigen loge – een eigen werkruimte – op de Academie aan de Stadhouderskade.
Zijn begeleidend hoogleraar was in het eerste jaar Nicolaas van der Waay (1855-1936) en in het tweede jaar professor Derkinderen, die hem aanraadde portretschilder te worden.
Onder leiding van professor Dupont bekwaamde hij zich in het etsen. In 1913 bracht hij het als één van de vier uitverkorenen tot het eindkamp van de Prix de Rome, sinds 1817 de belangrijkste jaarlijkse wedstrijd voor kunstenaars in Nederland.
Jaren van persoonlijke groei (1914-1927)
Na het voltooien van zijn opleiding aan de Rijksacademie vertrok Simon de Heer in het voorjaar van 1914 naar Parijs en Barbizon, een dorp 50 km buiten Parijs.
Hier hadden zich sinds 1830 verschillende schilders gevestigd voor wie met name de realistische weergave van de natuur, het ‘Paysage Réaliste’, en het schilderen in de buitenlucht, ‘en plein air’, van belang was.
Simon was zeer geïnteresseerd in landschapsschilderkunst en wilde deze omgeving graag zien.
Na zijn verblijf in Frankrijk vertrok hij voor enkele maanden naar België.
Vanwege de toenemende politieke spanningen kwam hij in de zomer van 1914, kort voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, terug naar Nederland.
Terug in Nederland werd De Heer gemobiliseerd en gelegerd in Fort Erfprins bij Den Helder. Het militaire leven trok hem niet erg aan, maar aangezien de commandant erg ingenomen was met zijn teken- en schilderkunst kreeg hij de kans het grootste deel van zijn diensttijd schilderend door te brengen.
In 1916 vestigde De Heer zich in Zwolle, waar hij een aanstelling kreeg als tekenleraar aan de Burger Avondschool. Naast zijn werk als tekenleraar bouwde hij een oeuvre op van landschappen en portretten van onder andere boerenfamilies. In deze periode is De Heer ook begonnen met etsen, waarbij een afbeelding met een etsnaald op een koperen plaat werd gekrast, die vervolgens op papier kon worden afgedrukt. Zijn etsen werden onder andere in Zwolle en Purmerend verkocht.
Vanaf 1917 nam hij deel aan de verkoopexposities van de kunstenaarsvereniging ‘Sint Lucas’ in Amsterdam, waar hij in 1918, 1919 en 1920 uitsluitend portretten in olieverf exposeerde.
In november 1919 leerde De Heer tijdens een expositie van zijn werk in Zwolle Derkje Brink (1899-1983) kennen. Hij vroeg haar of ze voor hem wilde poseren. Gedurende het poseren deed hij haar een huwelijksaanzoek; de ring is later op het schilderij aangebracht. In juni 1920 ging De Heer voor studie en werk naar Londen, waar hij kopieën maakte van Rembrandt, Millet en Reynolds, exposeerde en enkele opdrachten uitvoerde.
Hij onderbrak zijn verblijf om op 15 september 1920 in Nederland te trouwen met Derkje (ze werd Dicky genoemd) Brink.
Samen woonden ze nog enige tijd in Londen.
Eind 1920 keerden De Heer en zijn vrouw terug naar Zwolle, waar op 13 juli 1921 hun eerste kind, Cornelia Johanna, roepnaam Corry, werd geboren.
Kort na de geboorte schilderde hij een dubbelportret van vrouw en dochter.
Op 12 maart 1926 werd hun tweede kind, Johanna Catharina, roepnaam Hanne, geboren.
Gezinsleven in Bloemendaal (1927-1940)
Na een benoeming tot tekenleraar aan de Kweekschool in den Haag vestigde De Heer zich in 1927 met zijn gezin in Bloemendaal. Hij liet hier aan de Duinwijkweg een landhuis met atelier bouwen. Op 3 april 1931 werd daar het derde kind, Cornelis Simon Dick (Kees) geboren. In de directe omgeving vond De Heer geliefde onderwerpen om te schilderen: de duinlandschappen, het meertje van Caprera en omliggende boerderijen.
Hij werkte twee dagen per week aan de Kweekschool en was een geliefd leraar, die zijn vak met enthousiasme uitdroeg. De overige tijd werkte De Heer als schilder, wat zijn ware hartstocht bleef. Hij maakte vele portretten en tot in de jaren ’30 ook vele etsen, waaronder de bekende ets van Zwaansvliet.
In 1929 werd hij lid van de Haarlemse kunstenaarsvereniging Kunst Zij Ons Doel, (KZOD), waar naar model werd geschilderd en exposities werden georganiseerd. Vanaf 1933 ontwikkelde zich een hechte vriendschap tussen De Heer en de debuterende Kees Verwey (1900-1995). Zij schilderden geregeld samen en De Heer maakte ook een portretschets van Verwey.
Simon de Heer was een getalenteerd en gewaardeerd portretschilder. Uit de veelheid van portretten kunnen genoemd worden: Prof. Dr. Max Euwe aan het schaakbord, Dr. Jac. P. Thijsse, Prof. v.d. Berg v. Eysinga en dominee A.R. De Jong. De Heer had een bijzondere voorkeur voor het schilderen van kinderportretten, die ook door recensenten erg gewaardeerd werden. De schilder wist de kinderen tijdens het poseren te boeien met het verhalen en sprookjes. Ook zijn eigen kinderen, en later de kleinkinderen vereeuwigde hij meerdere malen.
Oorlogstijd in Bloemendaal (1940-1945)
Kort nadat de Duitsers op 10 mei 1940 Nederland waren binnengevallen, verslechterde het culturele klimaat. Kunstenaars werden gedwongen lid te worden van de ‘Kulturkammer’ als zij wilden blijven werken.
Omdat Simon de Heer onder geen beding lid wilde worden, was exposeren voor hem niet meer mogelijk. Hij bleef wel schilderen en had af en toe nog opdrachten. Op den duur werd het steeds moeilijker om aan linnen te komen en schilderde hij wel eens over een portret heen. Ook ruilde hij in de Beemster schilderstukjes voor aardappelen, tarwe of soms zelfs een beetje boter. Hij ging hiervoor op zijn fiets, waarvan de rubberbanden waren vervangen door massieve aan elkaar geniete stukken rubber uit oude autobanden, de polder in.
In 1943 gaf het bestuur van de Nutsspaarbank een opmerkelijke opdracht aan de schilder: zij bestelden een getekend groepsportret van voormalige bankdirecteuren ter gelegenheid van het 100 jarig bestaan van de spaarbank. Het gezelschap bestond uit postume mansportretten en kon vanzelfsprekend worden vervaardigd aan de hand van foto’s. Het schilderij heeft tot lang daarna in het bankgebouw van de VSB Midden Beemster gehangen.
Ondanks de zware tijd kreeg De Heer nog een andere opmerkelijke opdracht: de Amsterdamse firma Peck & Co, een groothandel in sanitair, bestelde bij hem omstreeks 1943 twee statieportretten, van Koningin Wilhelmina en van Prinses Juliana. Aan de twee grote doeken – de vorstin en haar dochter ten voete uit – besteedde hij zijn laatste schilderslinnen. Na het drogen, hetgeen achter een kast gebeurde, werden de schilderijen, waarschijnlijk in opgerolde staat, in het geheim afgeleverd en na de bevrijding hebben ze tot 1973 in Amsterdam gehangen.
Het naar foto’s schilderen was een uitzondering, als het naar natuur schilderen niet mogelijk was.
In 1944 werd het steeds moeilijker om aan voedsel te komen. De oudste dochter van De Heer, Corry, die in 1943 was getrouwd, was daarom samen met haar echtgenoot en hun dochtertje Dickje uit Amsterdam vertrokken en bij haar ouders in Bloemendaal komen wonen. Het was een moeilijke tijd, maar de vrede was in zicht. Juist in die laatste dagen voor de bevrijding kwamen enkele bommen uit Engelse vliegtuigen verkeerd terecht en hulden de Duinwijckweg in een donkere wolk…
Simon was een eind verder aan het schilderen en bleef ongedeerd. Corry zat op dat moment op het terras te breien voor haar tweede kindje, waarvan zij in verwachting was. Dickje liep om haar heen. Zij werden getroffen door granaatscherven. Corry werd geopereerd maar zij en haar te vroeg geboren kindje konden niet gered worden. Corry werd 23 jaar.
Het huis was voor driekwart verwoest, en het gehavende gezin vond onderdak in andere leegstaande huizen. Met behulp van de gemeente werd na de bevrijding begonnen met het herstel van het huis. In 1947 kon Simon weer schilderen in zijn atelier; het schilderen zou ook zijn redding zijn. Vele malen schilderde hij zijn kleindochter Dickje, die het bombardement overleefde en hem de moed gaf om door te gaan.
Nestor der Bloemendaalse schilders (1945-1970)
Na de oorlog begon De Heer in zijn atelier olieverfschilderijen en tekeningen met religieuze onderwerpen te maken. Hij schilderde in een voor hem ongebruikelijke stijl, meer emotioneel van aard. Ook bleef hij veel schilderen in de natuur. Het meertje van Caprera hield een grote aantrekkingskracht op hem.
In 1959 werd het werk van Simon de Heer geëerd met een expositie in het voormalige buitenverblijf ‘Bloemenheuvel’, het latere gemeentehuis van Bloemendaal. Hij was de eerste exposant.
In de openingstoespraak noemde Burgemeester Peerboom-Voller de kunstenaar de ‘Nestor der Bloemendaalse Schilders’, een titel die door dagbladrecencenten werd overgenomen.
Op voordracht van de kunstenaarsvereniging Kunst Zij Ons Doel werd De Heer op 10 december 1963 door het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap een som geld toegekend. Dit eregeld van 1200 gulden werd hem jaarlijks tot zijn overlijden in 1970 uitgekeerd.
In 1966 werden ter ere van zijn tachtigste geboortedag ongeveer 100 werken ten toon gesteld in de Kosterij van de Nederlands Hervormde Gemeente in Midden Beemster.
Hiermee bewees de gemeente eer aan de geboren Beemsterling. Galerie ’t Gouw in Purmerend organiseerde in 1967 de laatste verkoopexpositie gedurende zijn leven.
Burgemeester Kooiman opende het evenement met deze woorden:
‘Wat bent u een gelukkig mens, dat u dit allemaal hebt kunnen maken (…) wat bent u gelukkig dat u dit nog moogt meemaken en dat wij er van kunnen genieten. (…) Dan realiseer je je des te meer welk een grote waarde dit alles heeft. Er is veel verdwenen en er is veel dat we nu niet meer zo kennen. (…) Er is veel moois verloren. U hebt er oog voor gehad en u geeft ons opnieuw de kans ervan te genieten.‘
Simon de Heer stierf op 19 maart 1970 op vierentachtig-jarige leeftijd in zijn woning te Bloemendaal. Zijn vrouw Dicky overleefde hem 13 jaar.
Postuum
Simon de Heer overleed in 1970 op 84-jarige leeftijd.
Na zijn dood is hij in de belangstelling gebleven. De belangrijkste activiteiten in de periode van 1970 tot heden hebben plaatsgevonden zijn:
Oprichting Stichting Simon de Heer:
In 1980 is de Stichting Simon de Heer opgericht met als doelstelling “de collectie van De Heer te inventariseren, te documenteren, het publiceren van een kerncollectie en het houden van exposities”.
De Heer had niet alleen veel werk verkocht, er bleken ook nog veel werken in eigen bezit. Een Stichting was de aangewezen weg om dit bezit voor ons nageslacht te beheren.
De Stichting Simon de Heer maakt tegenwoordig deel uit van het Historisch Genootschap Beemster (HGB), maar blijft wel zelfstandig.
Het bestuur van de Stichting bestaat uit vier familieleden en een vertegenwoordiger van het HGB.
Kerncollectie en Monografie:
In de loop der tijd is veel werk verzet om het nalatenschap te ordenen, te documenteren en te registreren.
Achtereenvolgens hebben de dochter van de schilder, Hanne Meijer-de Heer, Nico Cornelissen en de kleinzoon van de schilder, Simon de Heer jr., hier een belangrijke bijdrage aan geleverd.
In 1999 verscheen de Monografie “Simon de Heer, tekeningen-etsen-schilderijen”, geschreven door kunsthistoricus Nico Cornelissen. In het boek is een afgewogen selectie uit de werken van Simon de Heer opgenomen. Deze selectie benadert de doelstelling van het bestuur om de collectie terug te brengen tot een kerncollectie.
Simon de Heer plantsoen:
Ter gelegenheid van de honderdste geboortedag van de schilder heeft de Gemeente Bloemendaal haar beroemde inwoner postuum geëerd door een plantsoen naar hem te vernoemen. Voorafgaand aan de herdenkingstentoonstelling in het Gemeentehuis is op 16 november 1985 het naambordje van het plantsoen door de burgemeester onthuld. Als tegengebaar bood de Stichting Simon de Heer de gemeente een zogenaamde Engelse bank aan zodat de wandelaar in alle rust kan genieten van het mooie plantsoen.
Exposities en Publicaties:
Vanaf 1970 hebben er diverse exposities plaatsgevonden, waaronder drie herdenkings-exposities.
Ook zijn regelmatig werken van Simon de Heer opgenomen in zogenaamde deel-exposities.
Publicaties over Simon de Heer zijn talrijk en zorgen er mede voor dat Simon absoluut niet vergeten wordt!
Stamboom
Stamboom van de familie de Heer uit Noord Holland.
Klik hier voor de volledig stamboom
Simon de Heer was het 9e kind van Cornelis de Heer (✝ 09-12-1845) en Trijntje Noome (✝ 06-05-1846).
Cornelis en Trijntje waren veehouders aan de Jisperweg C128 te Beemster.
De vader van Cornelis was Aris de Heer. En deze Aris de Heer behaalde op een damtoernooi de 1e prijs en bleef 15 jaar ongeslagen. Naar Aris de Heer is de damclub te Middenbeemster vernoemd.
Simon heeft nog een portret – aan de hand van een foto – van zijn grootvader geschilderd.